De onkruiden van schrale droge zandgronden tieren er weelderig met kromhals, driekleurig viooltje, bleke klaproos, kleine leeuwenklauw, klein tasjeskruid en gewone reigersbek als meest voorkomende. In de nooit geploegde randen van de “vaag” staat een veelkleurige begroeiing van St-janskruid, grasklokje en in een door wegeniswerken verrijkte berm: beemdkroon, grote ratelaar, rapunzelklokje en echt knoopkruid.