Zweefvliegen (Syrphidae) zijn een familie van insecten uit de orde vliegen en muggen of tweevleugeligen (Diptera). Zweefvliegen zijn er in alle soorten en maten...
Zweefvliegen algemeen
We gaan het hier natuurlijk niet hebben over de sport, maar over de insectenfamilie van de zweefvliegen (Syrphidae) uit de orde van de Diptera of tweevleugeligen (vliegen en muggen).
De eerste vraag die zich stelt is, hoe herken je een zweefvlieg in het veld? Vooral hun gedrag is kenmerkend, ze zweven vaak boven bloemen op zoek naar voedsel. Vele soorten zijn fraai gekleurd en lijken op een wesp-, bij of hommel. Maar er zijn er ook heel wat die gewoon zwart gekleurd zijn of een andere tekening op het achterlijf hebben. Je hebt ze in alle formaten, de grootste (stadsreus) meet tot 20 mm, de kleinste zoals de korsetzweefvliegen meten maar 3 mm. Het beste kenmerk om ze te herkennen is de vleugeladering, en meer bepaald de aanwezigheid van een ‘valse ader’ of Vena spuria (zie figuur) in de vleugel. Maar hiervoor moet je ze natuurlijk in de hand hebben
In België komen zo’n 330 soorten voor, in de onderzochte gebieden. In Waasland-Noord (Stekene en Sint-Gillis-Waas) zijn 82 soorten waargenomen. Dit is 25% van alle soorten die in ons land voorkomen. Niet slecht, maar door verder gericht te zoeken moeten we toch een eind over de 100 geraken.
De afgelopen jaren is vooral het Steengelaag in Stekene grondig geïnventariseerd, hier zijn 64 soorten waargenomen. De andere onderzochte gebieden zijn Sint-Jacobsgat en de Kreekputten te Meerdonk (omgeving Kreken van Saleghem) (40 soorten) en ook het westelijk deel van De Stropers te Stekene (32). Ook in (natuurlijke) tuinen kan je heel wat zweefvliegen waarnemen. In onze eigen tuin staat de teller op 24 soorten.
De meest algemene soorten zijn kegelbijvlieg, gewone pendelvlieg, bessen-bandzwever en snorzweefvlieg. Het zijn ook soorten met een lange vliegtijd, je kan ze waarnemen van maart tot november. En ze zijn makkelijk herkenbaar.
Zoals bij vele insecten is het larvale stadium van groot belang om ze ecologisch te duiden. We onderscheiden vier grote groepen.
- Carnivore larven. Dit is de grootste groep, met zo’n 140 soorten. De meeste voeden zich met bladluizen en zijn vaak geel-zwart gekleurd. Tijdens hun ontwikkeling kunnen ze enkele honderden bladluizen verorberen, dus prima biologische bestrijders. Enkele voorbeelden zijn de snorzweefvlieg, terrasjes-kommazwever, bessen-bandzwever, … Maar sommige soorten zijn kieskeurig. Zo geeft het spits elfje de voorkeur aan bladluizen op beuk. In de onderzochte gebieden staan geen beuken, deze soort werd hier dus ook nog niet waargenomen. Andere zoals de fopwesp of de citroenzwever specialiseren zich in bladluizen die met mieren samenleven. Deze worden wel geregeld waargenomen.
- Terrestisch saprofage larven: dit zijn larven die zich voeden met bacteriën en schimmels in rottend materiaal dat in of op de bodem aanwezig is. Een aantal specialiseren zich in boomwonden met uitvloeiend sap of in rottend hout. Meestal hebben ze een voorkeur voor oud hout. Dit is in de onderzochte gebieden nog onvoldoende aanwezig. De meest opgemerkte van deze groep is zeker de doodskopzweefvlieg die leeft in vochtige boomholten. Deze (grotere) soort is te herkennen aan de tekening van een doodskop op het borststuk. De hommelreus en de witte reus, twee prachtige zweefvliegen die leven in nesten van sociale wespen, voeden zich met afval en dode wespenlarven.
doodskopzweefvlieg |
- Bacteriezevende larven: deze larven leven in het waterige milieu waar ze voedsel, zoals bacteriën, uit het water zeven. Van deze groep kunnen een groot aantal soorten in sterk vervuild water leven. Een algemene zweefvlieg is de gewone snuitvlieg. Zij ontwikkelt zich in koeienmest. Door de verlengde snuit is het één van de weinige zweefvliegen die op lipbloemigen vliegt en de dieper liggende nectar weet te bereiken. De meest bekende vertegenwoordigers van deze groep zijn de bij-achtige zweefvliegen zoals de kegelbijvlieg en de blinde bij. Ook de gewone pendelvlieg behoort tot deze groep.
kegelbijvlieg | gewone pendelvlieg |
- Planteneters: de larven van deze kunnen leven in planten, maar ook in paddenstoelen zoals het paddenstoelgitje dat al zowel in het Steengelaag als in De Stropers werd waargenomen. Een zeer algemene soort in het Steengelaag is het kervelgitje dat leeft in fluitenkruid. Bij de planteneters hebben we ook de grote narcisvlieg, die ik voorlopig enkel waargenomen heb in onze eigen tuin. Dit is de enige soort die het etiket ‘schadelijk’ meekrijgt omdat ze leeft in bolgewassen en daar schade toebrengt.
Dit wat betreft de levenswijze van de larven, maar als we in het veld op zoek gaan naar zweefvliegen, gaat onze aandacht naar de volwassen insecten. Om een correcte determinatie te kunnen doen, is een vangnetje vaak de enige optie. Het zijn soms kleine kenmerken die het verschil maken. De meeste soorten zijn wel met behulp van een loep op naam te brengen. Een goede determinatiehulp hierbij is de Zweefvliegentabel van de Jeugdbondsuitgeverij (zie literatuur). Voor de moeilijkere soorten is een binoculair onontbeerlijk.
Maar waar gaan we op zoek naar zweefvliegen? Zweefvliegen tref je vaak aan op bloemen. Omdat ze een korte tong hebben, mag de nectar niet te diep liggen. Dit is zo bij schermbloemigen en samengesteldbloemigen, absolute toplocaties. Maar bladlopers ga je daar weinig op aantreffen: de naam zegt het, ze lopen over bladeren heen en weer, vooral op zonnige plekjes langsheen de bosrand. Op bramenstruweel maak je veel kans ze te zien. Een soort die meer voorkomt dan we denken is de vliegende speld. Deze zweefvlieg is zo’n 10 mm lang, maar dun als een speld. Ze houdt zich op in de schaduw van bomen en struiken. In het Steengelaag zie je ze regelmatig vliegen onder de brandnetelvegetaties.
Een mooie soort is ook het groot langlijfje, je ziet ze vaak op heelblaadjes of Jacobskruiskruid. De soort dankt zijn naam aan het feit dat het achterlijf een stuk langer is dan de vleugels, althans bij de mannetjes.
groot langlijfje |
Het kruiskruidgitje heb ik enkel nog maar waargenomen in De Stropers en het Sint-Jacobsgat. Niet verwonderlijk, want de waardplant is Jacobskruiskruid en deze komt hier talrijk voor. Het kruiskruidgitje heeft twee generaties, één in mei en één in juli-augustus. Het is een zeldzame soort, maar ze profiteert waarschijnlijk mee van de uitbreiding van het Jacobskruiskruid.
Niet alle soorten kan je zien over het ganse seizoen, er zijn soorten die je enkel in bepaalde maanden zal waarnemen. In het voorjaar (maart – april) moet je op de wilgenkatjes op zoek naar de bosbandzweefvlieg, het gewoon weidegitje vliegt op boterbloemen, en kan je enkel in mei waarnemen. In juni verschijnt de witte reus en vanaf juli kan je op de schermen van berenklauw het wollig gitje aantreffen.
witte reus | wollig gitje |
Het Steengelaag is het meest rijke gebied voor zweefvliegen. De diversiteit aan biotopen zorgt ervoor dat heel wat soorten hier kunnen voorkomen. Zeker interessant is ook het Sint-Jacobsgat met zijn diverse moerasgebonden soorten. In De Stropers is enkel het Westelijke deel (laarzenpad) geïnventariseerd. Dit is een nog erg jong gebied wat maakt dat de soortenrijkdom hier nog moet evolueren. In onze natuurrgebieden worden ook regelmatig zeldzaamheden gezien. Zo hebben we de ingesnoerde waterzwever uit het Sint-Jacobsgat en de groene didea uit het Steengelaag.
tekst: Marc Bogaerts
Tabel zweefvliegen in het Waasland
Literatuur:
- Barendregt, Aat 2001. Zweefvliegentabel. Jeugdbondsuitgeverij
- Verlinden, Lucien 1991. Fauna van Belgie, Zweefvliegen (Syrphidae). Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. (determinatietabel)
- Van Veen, M.P 2004. Hoverflies of Northwest Europe. KNNV (determinatietabel)
- Reemer, Meno e.a. 2009. Nederlandse Fauna 8, De Nederlandse zweefvliegen. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV, European Invertebrate Survey Nederland. (noot: prachtig boek, uit een over de ganse lijn prachtige serie boeken over de Nederlandse fauna)
Enkele interessante websites zijn:
- http://cyrille.dussaix.pagesperso-orange.fr/index.html
- http://aramel.free.fr/INSECTES15terterter.shtml
- http://syrphidae.com
foto’s: Brigitte Van Passel