Bijdrage in oktobernummer 2009 van Natuurpunt Waasland-Noord - tekst & foto's : Hugo De Beuckeleer - Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Hoewel zwammen een natuurgegeven zijn doorheen het ganse jaar, blijft de herfst het seizoen bij uitstek om aan deze wondere wereld aandacht te schenken. Vooral als we het hebben over paddenstoelen, de bovengronds waarneembare vruchtlichamen van een fijndradig vlechtwerk (zwamvlok) dat in de ondergrond het ganse jaar doorleeft. In dit artikel belichten we enkele aandachtspunten om zinvol en efficiënt paddenstoelen te observeren.
A. Verder kijken dan de paddenstoel zelf
Levende wezens en dus ook paddenstoelen kan je maar begrijpen in samenhang met hun omgeving. In tegenstelling tot groene planten die zelf suikers en andere organische stoffen opbouwen, moeten zwammen deze halen uit hun omgeving. Een belangrijk aantal, de zgn. saprofyten, benutten daartoe resten van planten en dieren, afgevallen bladeren, dood hout en dgl. Het zijn de afvalverwerkers die bijdragen tot het sluiten van de kringloop van stoffen in de natuur.
Zwavelkopjes saprofytisch op dode stronk |
De paarse schijnridder is een bodemsaprofyt. |
Een ander deel van onze paddenstoelen heeft doorheen de evolutie een relatie opgebouwd met levende wezens. Wanneer beide partners voordeel halen uit deze relatie spreken we van symbionten. Hiermee zijn we bij een belangrijke groep paddenstoelen waarvan de ondergrondse zwamvlok een eenheid vormt met het wortelstel van welbepaalde groene planten, vooral bomen. De draden van de zwamvlok dringen door in de wortelvezels, putten er organische voedingsstoffen (bv. suikers) uit, maar helpen op hun beurt het wortelstel bij de opname van water en mineralen uit de bodem. Zulke relaties moeten we constant in gedachten houden bij een paddenstoelenverkenning. Het partnerschap is vaak zo specifiek dat het een hulp kan betekenen bij het identificeren van een soort en soms is dit gegeven opgenomen in de soortnaam: populierenmelkzwam, berkenridderzwam, …
Populierenmelkzwam symbiontisch samenlevend met Canadese populier |
Wanneer in de relatie tussen de levende wezens, de gastheer enkel de nadelen ondervindt en alle voordelen naar de indringer gaan, betreft het een parasiet. Een kostgangerboleet richt een aardappelbovist volledig ten gronde, een berkenzwam begint haar ontwikkeling terwijl de berk nog leeft …
Aardappelbovist geparasiteerd door kostgangerboleet |
Berk geparasiteerd door berkenzwam |
Ook voor een saprofyt kijken we verder dan de paddenstoel zelf. De voorkeur voor een bepaalde ondergrond kan uitgesproken zijn. De gewone hertenzwam vinden we op dood loofhout, de koningsmantel op stronken van naaldbomen …
Hertenzwam |
Koningsmantel |
B. Een paddenstoel onder de loep
Na inachtneming van de omgeving kunnen we ons verder op de paddenstoel focussen.
1. Vormen, afmetingen en kleuren, rekening houdend met het ontwikkelingsstadium.
Om de onderzijde te bekijken zonder de paddenstoel te beschadigen komt een spiegeltje van pas.
Spiegelbeeld nevelzwam |
Spiegelbeeld krulzoom |
Alle details van hoed en steel kunnen belangrijk zijn:
- eenkleurig of met overgangen?
- hoedhuid glad, fijn of grof geschubd, vezelig of wrattig …?
- hoedonderzijde met plaatjes, buisjes, plooien …?
- overgang van plaatjes naar steel: afstaand, aangehecht, aflopend …?
- druppelvorming aan de onderzijde?
- steel met ring of andere resten?
- steel onderaan verdikt?
- steelvoet omgeven door een beurs?
Geschubde fopzwam met fijne schubbetjes op de hoed |
Geplooide onderzijde van het plooivlieswaaiertje |
2. Geur en smaak
Geur is bv. een relevant kenmerk. bij vaalhoeden, vezelkoppen, melkzwammen, ...
Bij russula’s en melkzwammen zijn ook smaakkenmerken vaak onmisbaar, waarbij we ons beperken tot een klein stukje van een zeer vers exemplaar vooraan in de mond, gevolgd door een spoelbeurt.
De radijsvaalhoed heeft een duidelijke radijsgeur. |
Een braakrussula smaakt scherp. |
3. Breekbaarheid, taaiheid, reactie op druk, ...
Het vlees van een russula is kenmerkend broos terwijl breeksteeltjes, taaiplaten en taailingen telkens hun naam te danken hebben aan de betreffende eigenschap.
Bij sommige boleten en gaatjeszwammen gaan we na hoe weefsel verkleurt bij druk, kwetsuur of op doorsnede.
Geelwitte russula |
Tijgertaaiplaat |
C. Aanvullend onderzoek
Tijdens een wandeling zal een deel van de aangetroffen soorten onmogelijk met zekerheid ter plaatse kunnen geïdentificeerd worden. Gepast materiaal wordt voor nader onderzoek meegenomen met vermelding van datum, plaats, biotoop, … aangevuld met foto's. Aanvullend onderzoek betreft enerzijds de kleurbepaling op witte achtergrond van de sporee (neerslag van de sporen na een of enkele dagen). Anderzijds en vooral het microscopisch onderzoek van de sporen en van specifieke celstructuren uit plaatjes, hoedhuid en steeloppervlakte. Hier weiden we in deze bijdrage niet verder over uit.
1. Onderzoek van de sporee
De sporee is neerslag van de sporen die zich na een of enkele dagen vormt onder de hoed, en die bij voorkeur opgevangen wordt op witte ondergrond, zodat zelfs tinten die slechts lichtjes van wit verschillen, kunnen onderscheiden worden.
Leemachtig bruine sporee van een radijsvaalhoed |
Bruinzwarte sporee van een glimmerinktzwam |
2. Microscopisch onderzoek
Voorwerp van dit onderzoek zijn niet enkel sporen, maar ook specifieke celstructuren uit plaatjes, hoedhuid en steeloppervlakte. Hierop gaan we in dit artikel niet dieper in.
Veelhoekige sporen van een satijnzwam |
Erg knobbelige sporen van een vezelkop |
Kegelvormige cystiden van een breeksteeltje |
Buikige cystiden van een bundelmosklokje |
Conclusie
Paddenstoelen vormen een boeiende wereld omwille van hun plaats in het geheel van de natuur en hun erg gevarieerde soortenrijkdom. Tegelijk zijn ze een uitdaging om er ons beter mee vertrouwd te maken.
Een aanbevolen veldgids is alvast:
GERHARDT, E., De grote paddenstoelengids voor onderweg. Uitgave Tirion. 718 pagina's met goede beschrijvingen en een duizendtal kleurafbeeldingen.
Zie ook Kijken naar paddenstoelen 2